Na
de val van wielrenner Demoitié is er weer veel gespreksstof over de
motoren en auto´s die meerijden in een wielerkoers. Deze renner valt
en wordt vervolgens aangereden door een motor met een jurylid
achterop. Hij overlijdt later in het ziekenhuis aan zijn
verwondingen. Het is natuurlijk tragisch dat een jonge renner van nog
maar vijfentwintig jaar het leven laat in een sportwedstrijd. Nog
tragischer is het eigenlijk dat dit allemaal onze schuld is.
Wij
willen altijd alles weten van de jongens onderweg. Wij willen weten
hoe de koers eruit ziet. Wat er gebeurt onderweg. Wat de voorsprong
is van koplopers, en de achterstand van achterblijvers. Met de
huidige techniek krijgen we nog veel meer informatie in beeld dan we
eigenlijk gehoopt hadden. Zo zien we vaak ook nog snelheden,
gemiddelde snelheden, hoogteverschillen en ga zo nog maar even door.
Dit alles wordt dan urenlang door twee commentatoren aan elkaar
gepraat met allerlei ditjes en datjes over de renners, omdat er
simpelweg niet veel te vertellen valt over een groepje mannen dat
urenlang vooruit fietst. Deze mannen hebben ook nog de nare
eigenschap het woord “kennelijk” elke drie woorden wel twee keer
te roepen. Dit vind ik persoonlijk een ergerlijk dingetje, waar de
heren nog maar eens aan moeten werken. Als ik wielrennen kijk, kijk
ik meestal op de achtergrond mee, want het duurt me veel te lang.
Zeker als het een niet echt interessante rit is. Ik zit ook niet te
wachten op allerlei feitjes en weetjes over de neef van de nicht van
de moeder van de buurman van één van de renners. Dit is allemaal
informatie die de verslaggevers uit wanhopige verveling gaan googlen
en aan ons meedelen. Zo vervelen wij ons met hen mee. De finish is
soms wel interessant, zeker massasprints, nog meer als daar gevallen
wordt. Treurig voor de renners, maar dat levert nou eenmaal
spectaculaire beelden op.
Ik
zit ook niet te wachten op ingezoomde beelden van pleistertjes en
lapjes op ellebogen en knieën. Iedereen die wel eens op een
racefiets heeft gezeten, weet dat je vroeg of laat een keer wat kapot
valt. Dat hoort nou eenmaal bij de sport.
Wat
absoluut niet bij welke sport dan ook hoort. Is dat wij als
nieuwsgierige toeschouwer zoveel willen weten dat ze het parcours
volplempen met cameramotoren. Behalve deze motoren zijn er ook nog
die van de jury bijvoorbeeld. Je hebt ook de materiaalwagens nog. Dit
moet allemaal over de smalle kasseistroken en bergweggetjes om die
renners maar te kunnen volgen. In de bergen maken toeschouwers de
wegen nog smaller door er massaal midden op de weg te gaan staan.
Van
mij mag een renner gerust eens uithalen als er weer zo’n malloot,
gehuld in een apenpak probeert zijn favoriet even aan te raken. Als
het echt jouw favoriet is, blijf je van hem af en laat je hem zijn
wedstrijd rijden.
Alle
beelden die wij graag willen zien smullen de sponsoren natuurlijk
van. Want wij kijken urenlang naar hun namen op televisie. De
kleding, de borden langs de weg, de auto’s enzovoort. Wij samen
zorgen dus voor veel te veel mensen met machines tussen jonge
goedgetrainde coureurs en wij zorgen dus voor die levensgevaarlijke
situaties.
Als
onze sensatiedrang en extreme drang naar welke nutteloze informatie
dan ook wat minder zou worden. Hebben de sponsoren minder baat bij
hun naam zo lang op televisie, en ook minder baat bij zoveel
gemotoriseerde voertuigen op het veel te kleine parcours.
Antoine
Demoitié, bedankt voor de mooie sport die je ons hebt laten zien.
Laten
wij hier nu eindelijk eens van leren.